Altijd pech
Je struikelt over je eigen benen.
Je sleutel is opeens verdwenen.
Je fietsband is natuurlijk lek.
In je blouse krijg je een vlek.
Je nieuwe collega is een bitch.
Je rijdt te hard en ziet een flits.
Je diepvriezer is uitgevallen:
verpest zijn je pizza’s en bitterballen!
Je vraagt een vreemdeling de weg.
Kortom: jij hebt ook altijd pech!
Als troost heeft Sint diep in de nacht
een cadeau bij jou langs gebracht.