Goed, zeg!
Kijk eens even: het is niet niets!
Daar gaat … (naam invullen) op de fiets!
Kijk hem/haar eens hard trappen!
Ze/hij kan zelf al op- en afstappen.
Ze/hij houdt het stuur goed recht,
zoals pappa/mamma heeft gezegd.
En hij/zij fietst al hele stukken
zonder nare ongelukken.
Sint vindt het hartstikke goed dat je fietsen kan.
Dus hier is een pakje, jongeman!
(Dus hier is een pakje. Wat vind je daarvan?)